Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want door [49]een vrouw, [die] een hoer is, komt men tot [50]een stuk broods; en [51]eens mans huisvrouw [52]jaagt de kostelijke ziel. 49. Hebreeuws, ene vrouw, ene hoer; dat is, die ene hoer is; alzo 1 Kon.3:16; idem, ene vrouw, ene profetes; dat is, die ene profetes was, Richt.4:4; een man, een profeet; dat is, die een profeet was; Richt.6:8. 50. Dat is, tot armoede, ja ook wel tot den bedelzak. 51. Dat is, die een man heeft en evenwel naar andere mannen staat. Anders, een manziek wijf. Sommigen verstaan door ene vrouw des mans een allemansvrouw. 52. Dat is, brengt niet alleen het lichaam desgenen, dien zij tot onkuischheid verlokt, in het tijdelijk verderf, maar ook zijne ziel, die zijn waardigste deel is, in het eeuwige lijden. Vergelijk Ezech.13:18.